Wat minder gewoon was, was ons werk. Wij konden niet van vooraan een ruimte leeg scheppen. Wij zijn als grotbezoekers met hoofdlampen onverlichte kelders ingetrokken om te zien waar archief stond dat nog te redden was. Deze ruimten hadden meestal tot aan het plafond in het water gestaan. Alles wat kon drijven is gaan drijven. Bij het binnendringen van het water zijn deuren en stellingen ontzet, bij het wegtrekken van het water is alles wat dreef samengetrokken naar de plek waar het water wegliep. Alles was donker, alles was nat, alles was glad, alles was vies. We liepen alsof we op ijs stonden, voorzichtig stap voor stap met de zaklamp uitlichten waar we onze voeten gingen zetten, met het hoofdlampje kijken naar de omgeving. Deze was niet altijd even veilig. Stellingen waren uit elkaar getrokken en hingen onstabiel tegen andere stellingen aan. Plafonds waren ingestort, de inboedel lag in en over elkaar in de ‘paden’.
Het gevoel van ontzetting en ontzag voor de natuur kan ik niet beschrijven, maar er waren momenten dat we ons afvroegen wat we voor zinnigs konden uitvoeren. Welnu, dat viel uiteindelijk best wel mee. We hebben bijna 1 kilometer aan archief, boeken en foto’s mee kunnen nemen. Delen daarvan waren zeer zwaar beschadigd, andere delen waren opvallend ‘goed’. Zoals bij iedere calamiteit is er weer veel te leren. Dingen die we wel weten (papier zet uit) maar waarvan de confrontatie (archieven willen de kast niet uit, metalen kasten zijn uiteen gedrukt, houten stellingen zakken door) toch weer hard is. Helaas is het niet gelukt om ‘verse’ schade te voorkomen. Zo is bij het uitnemen van boeken van een enkele band de rug gesneuveld. Over het algemeen echter is alles ‘goed’ overgekomen. Met ‘goed’ bedoel ik dan in een inmiddels stabiele staat.
- Jaap Van der Burg -
|